Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0517

Datum uitspraak2008-04-18
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/612729-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verkeersongeval waarbij een voetgangster een been- en een bekkenfractuur heeft opgelopen. Onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor onvoldoende aandacht voor het verkeer en daarmee voor roekeloosheid of grote/aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid van verdachte. Dat betekent dat voor het primair ten laste gelegde misdrijf vrijspraak moet volgen. Wel is wettig en overtuigend bewezen de subsidiair ten laste gelegde overtreding dat verdachte door te hard te rijden gevaar op de weg heeft veroorzaakt.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak/PROMIS Parketnummer: 09/612729-07 Datum uitspraak: 18 april 2008 VONNIS De rechtbank 's-Gravenhage heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1957 te [Q], adres: [adres] 1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 april 2008. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Berton en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 21 december 2006 te [Q] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de [R-]laan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdachte, aldaar, - niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of niet voldoende acht heeft geslagen op, althans aandacht heeft gehad voor, de verkeerssituatie ter plaatse en/of medeweggebruikers/verkeersdeelnemers en/of (vervolgens) - heeft gereden met een snelheid van tenminste 62 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of (vervolgens) - zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen een aldaar overstekende voetganger is gebotst, waardoor een ander (genaamd [A]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een beenfractuur en/of een bekkenfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 21 december 2006 te [Q] als bestuurder van een voertuig (auto), daarmede rijdende op de weg, de [R-]laan, als volgt heeft gehandeld: hij, verdachte, aldaar, - niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of niet voldoende acht heeft geslagen op, althans aandacht heeft gehad voor, de verkeerssituatie ter plaatse en/of medeweggebruikers/verkeersdeelnemers en/of (vervolgens) - heeft gereden met een snelheid van tenminste 62 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of (vervolgens) - zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen een aldaar overstekende voetganger is gebotst, waardoor een ander (genaamd [A]) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd. 3. De dagvaarding, de bevoegdheid van de rechtbank, de ontvankelijkheid van de officier van justitie en schorsing van de vervolging De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. Het bewijs 4.1 De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten Op 21 december 2006 was verdachte als bestuurder van een auto betrokken bij een verkeersongeval op de [R-]laan te [Q] waardoor een voetgangster, te weten [A], lichamelijk letsel heeft opgelopen (1), bestaande uit een been- en een bekkenfractuur (2). 4.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verdachte primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. 4.3 Het standpunt van verdachte Verdachte heeft aangevoerd dat hij in de tweede versnelling reed en derhalve hooguit veertig kilometer per uur kan hebben gereden toen hij in een flits de voetgangster voor zijn auto zag opdoemen. 4.4 De beoordeling van de tenlastelegging De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. De rechtbank stelt voorop dat op grond van het 'Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse' wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ter plaatse te hard heeft gereden en wel met een snelheid van minimaal 62 kilometer per uur en maximaal 64 kilometer per uur (3). Uit het onderzoek naar de toedracht van het ongeval is ook gebleken dat tussen deze snelheid en de aanrijding oorzakelijk verband bestaat: als verdachte met een snelheid van 50 kilometer per uur zou hebben gereden, zou hij zijn auto tijdig hebben kunnen stoppen (4). Daarmee staat vast dat verdachte een verkeersfout heeft gemaakt. Bij de beoordeling van de mate van schuld van verdachte aan het ongeval is verder van belang - kort gezegd - de mate waarin hij vóór het ongeval heeft opgelet. Verdachte heeft daarover bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij gefocused was op een busje voor hem, dat hij de voetgangster plotseling, in een flits, voor zijn auto zag en toen niet meer tijdig kon remmen (5) (6). Het onderdeel van de tenlastelegging dat verdachte onvoldoende acht heeft geslagen (althans aandacht heeft gehad) voor de verkeerssituatie ter plaatse, is kennelijk gebaseerd op deze verklaring en op het 'Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse' waarin als uitgangspunt is genomen dat de voetgangster de rijbaan van de [R-]laan voor verdachte van rechts naar links is overgestoken (7). Blijkens de rem/blokkeersporen van de auto van verdachte op de foto's 2 en 3 behorende bij het 'Proces-verbaal 'Verkeersongevals Analyse' is verdachte echter volgens de bijbehorende berekening ongeveer 19 meter vóórdat hij in botsing kwam met de voetgangster begonnen met remmen. Uit de ongevalsanalyse en de daarin opgenomen berekeningen aan de hand van de remvertraging van de auto volgt dat verdachte deze afstand in ongeveer een seconde heeft afgelegd. Uitgaande van de zogenaamde reactieseconde betekent dit dat verdachte de voetgangster ongeveer twee seconden vóór zijn auto haar raakte, en dus op een afstand van aanzienlijk meer dan 19 meter, moet hebben opgemerkt (8). Daarnaast is onvoldoende aannemelijk geworden dat de voetgangster de rijbaan van de [R-]laan in westelijke richting, dus voor verdachte van rechts naar links, is overgestoken. De officier van justitie is daarvan in haar requisitoir wel uitgegaan, in navolging van de politie in het 'Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse' (9). Dit uitgangspunt is gebaseerd op de verklaring van de voetgangster, [A], maar volgt daar niet ondubbelzinnig uit. Deze verklaring is voor verschillende uitleg vatbaar, nu de voetgangster ook heeft verklaard: "Volgens mij was ik de middenberm al door. Tussen de struiken is een pad waar ik overheen liep" (10). Dit deel van de verklaring wijst er juist op dat de voetgangster de rijbaan in oostelijke richting is overgestoken. Dat de voetgangster voor verdachte van links naar rechts is overgestoken acht de rechtbank te meer aannemelijk, nu de auto van verdachte blijkens het 'Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse' ten gevolge van de botsing linksvoor is beschadigd (11). Bij die gang van zaken heeft de voetgangster zich aanmerkelijk korter op de rijbaan bevonden - en kan verdachte ook in mindere mate worden verweten dat hij haar niet eerder heeft opgemerkt - dan wanneer zij van de andere zijde is komen aanlopen. Gelet op het voorgaande en mede in aanmerking genomen dat op grond van het proces-verbaal aannemelijk is dat het ter plaatse tamelijk donker was, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor onvoldoende aandacht voor het verkeer en daarmee voor roekeloosheid of grote/aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid van verdachte. Dat betekent dat voor het primair ten laste gelegde misdrijf vrijspraak moet volgen. Wel is wettig en overtuigend bewezen de subsidiair ten laste gelegde overtreding dat verdachte door te hard te rijden gevaar op de weg heeft veroorzaakt. 4.5 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 december 2006 te [Q] als bestuurder van een voertuig auto, daarmede rijdende op de weg, de [R-]laan, als volgt heeft gehandeld: hij, verdachte, aldaar, - heeft gereden met een snelheid van tenminste 62 kilometer per uur, - zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen een aldaar overstekende voetganger is gebotst, waardoor een ander genaamd [A] letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt. 5. De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. 6. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is eveneens strafbaar, nu niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. 7. De straf/maatregel 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 900,00, subsidiair 18 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden. 7.2 Het standpunt van verdachte Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij niet te hard heeft gereden, dat het slachtoffer de rijweg overstak waar zij niet mocht oversteken - er was immers geen voetgangersoversteekplaats - terwijl het donker weer was en zij bovendien in het donker was gekleed. 7.3 Het oordeel van de rechtbank Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met enig verwijtbaar handelen van het slachtoffer zelf: het was donker en zij stak de rijbaan over op een plaats waar zich geen voetgangersoversteekplaats bevond, kennelijk zonder voldoende te letten op de naderende auto van verdachte. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 31 januari 2008, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook heeft de rechtbank gelet op de richtlijnen die in den lande voor soortgelijke feiten gehanteerd worden. Tenslotte heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte zelf erg onder de indruk is van de aanrijding en belangstelling heeft getoond voor het slachtoffer, haar bloemen en een kaart heeft gestuurd en meerdere malen bij de politie naar haar medische situatie heeft geïnformeerd. Met het oog op dit alles en mede gelet op het feit dat de officier van justitie, anders dan de rechtbank, haar eis heeft geformuleerd op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechtbank de op te leggen straf beperken tot een geldboete. 11. De toepasselijke wetsartikelen De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht; - 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. 12. De beslissing De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: OVERTREDING VAN ARTIKEL 5 VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994 verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een geldboete van € 300,00 (DRIEHONDERD EURO); bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 dagen. Dit vonnis is gewezen door mrs. Verkleij, voorzitter, Van Kooten en Lely, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2008. 1 Bijlage bij het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal, nr. PL 1634/06-247699 (hierna: Proces-verbaal), blz. 4. 2 Proces-verbaal, formulier medische informatie verkeersongevallen, blz. 14. 3 Proces-verbaal, Verkeersongevals Analyse, blz. 24. 4 Idem, blz. 25. 5 Proces-verbaal, verhoor van verdachte, blz. 7. 6 Proces-verbaal ter terechtzitting van 4 april 2008. 7 Proces-verbaal, Verkeersongevals Analyse, blz. (18 en) 26. 8 Idem, blz. 24. 9 Idem, blz. 26. 10 Proces-verbaal, verhoor (verdachte) [A], blz. 9. 11 Proces-verbaal, Verkeersongevals Analyse, blz. 20, 22, en de bijgevoegde foto's 4 en 5.